Rond 1865 kwam er bijna een einde aan de wijnbouw in Europa. De boosdoener was de druifluis, ook wel Phylloxera Vastatrix genoemd. Vanuit Amerika werden er wijnstokken naar Europa geïmporteerd, maar helaas ontdekte men te laat dat deze agressieve luis als verstekeling was meegenomen. De Amerikaanse stokken waren, in tegenstelling tot de Europese stokken, resistent tegen deze luis. Eenmaal in Europa aangekomen deed hij zijn gruwelijke werk; de larven van de luis eten de wortels van de wijnstokken, waardoor deze stokken langzaam sterven.
Er moest snel een oplossing bedacht worden tegen deze luis, maar niets bleek te helpen. Het laten onderlopen van land, het verbranden van akkers en het inspuiten van stoom in de grond waren tevergeefs. Uiteindelijk werd er toch een oplossing bedacht; het enten van Europese wijnstokken op Amerikaanse wortels. De luis is dan nog altijd aanwezig, maar de wijnstokken zijn resistent tegen de luis. Het enten op Amerikaanse stokken was het ei van Columbus en de wijnbouw in Europa bleef bestaan. Toch is een groot deel van de Europese wijnstokken destijds gestorven, maar gelukkig is er op tijd ingegrepen. Er zijn nog enkele regio’s in Europa (en de rest van de wereld) die dankzij hun specifieke geografische liggen niet geënt hoeven worden op Amerikaanse stokken. Deze ranken vind je voornamelijk in de Provence, sommige gebieden in Portugal en in heel Australië en Chili.
Voorheen werd de Carmenere druif veelvuldig in de Bordeaux gebruikt, maar na deze ramp heeft men deze druif ingeruild voor de makkelijker te verbouwen Merlot. De Carmenere is momenteel dé druif van Chili, waar zij sterk in opkomst is. In combinatie met een warm klimaat gedijt zij goed en levert volle fruitige en kruidige wijnen, met stevige tannines. Probeer eens een druifluisvrije wijn: Tarapaca Carmenere.
vrijdag 12 juni 2009
Abonneren op:
Reacties posten (Atom)
Geen opmerkingen:
Een reactie posten